A1A3AtletiekEdwin

‘Straf wijf’ Sabine De Wachter brak atletiekrecords, overwon kanker en is nog niet uitgesport

EDEGEM – ‘Hier. Dat is mijn e-mailadres’, zegt Sabine De Wachter aan het eind van ons gesprek in het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, waar ze even later op controle moet bij de oncoloog. In het adres zit ‘da straf wijf’. Een meer dan een toepasselijke benaming voor de vrouw die een topatlete was en nu nog steeds op die manier leeft.

De Wachter werd in Olen – waar ze van haar drie tot en met nu woont – verkozen tot sportkampioen van het jaar. Vorig jaar was er wat misgelopen. De Wachter: ‘Toen waren ze mij vergeten. Ik was wel ‘in mijn gat gebeten’. Toen waren er vijf genomineerden, terwijl er nu een vijftiental waren.’

‘Hoe kan je er nu iemand vergeten één vergeten als er maar vijf genomineerden zijn? De huldiging was gedaan en ik werd nog op het podium geroepen maar toen waren de mensen al weg. Ik vroeg me af wat ik er was komen doen. Maar goed. Het is gebeurd. Het zij zo.’

Eigenlijk kwam ons gesprek op het juiste moment, daags na de Europese indooratletiekkampioenschappen. Want Sabine werd daar in 1989 ook voor geselecteerd. ‘Ik was dertien jaar toen ik met atletiek ben begonnen. Ik wilde sporten omdat ik het graag deed. Ik kwam in een groepje terecht dat aan meerkamp deed. Dat beviel me. Ik was in het begin niet bij de besten maar ik was een strevertje.’

‘Ik wou altijd meer en meer. Ik moest er wel hard voor werken. Ik heb dat niet cadeau gekregen. Ik was aangesloten bij AC Herentals. Op een bepaald moment zei ik tegen mijn trainer dat ik twee meter hoog wou springen. Hij vroeg: ‘Weet je wat je daar moet voor doen?’ Ik antwoordde: ‘Neen. Maar jij wel.’ Vervolgens hebben we daar jaren naar gewerkt. Ik heb er alles uitgehaald wat mogelijk was.’

‘Door blessures heb ik minder behaald dan wat ik wou. Maar gelukkig had ik toen al wel veel titels en medailles behaald. In 1989 werd ik geselecteerd voor het EK indoor in Den Haag. Tia Hellebaut kwam toen net op. We hebben nog even samen getraind. Een hele tijd later ben ik weggegaan bij Herentals en ben ik beginnen trainen bij Tessenderlo waar Tia ook aangesloten was.’

‘Tijdens het EK heb ik deelgenomen aan het hoogspringen maar eigenlijk heb ik bijna altijd meerkamp gedaan. Ik vond dat veel toffer. Dan fixeer je je niet op één nummer. Doe je dat wel en het gaat niet goed, dan kan je nergens op terugvallen. Je moet af en toe je zinnen op iets anders kunnen zetten. Ik heb uiteindelijk 1m88 gesprongen. Nationaal was dat toen wel OK.’

‘Ik was geen topatlete maar ik kende van alle nummers uit de meerkamp wel iets. In 1995 ben ik Belgisch kampioen geworden. Ik ben in verschillende disciplines nationaal kampioen geweest ofwel haalde ik een podiumplaats, zelfs in speerwerpen, horden,… Ik heb het Belgisch record masters geklopt op de meerkamp.’

‘Nu worden onze atleten professioneel begeleid. Toen was het anders. Ik had wel een hele goede trainer, Joris Moons, waar ik 25 jaar heb bijgetraind.  Hij maakte echte dagschema’s. Toen al was hij daar mee bezig. Hij was één van de toptrainers in België. Hij was zijn tijd voor. Ik ben vaak geselecteerd geweest voor Europabekers. Dat werd betaald door de federatie. Aan andere buitenlandse meetings nam ik deel op kosten van de organisatoren.’

‘MEERKAMPERS VORMEN ALTIJD EEN EIGEN GROEPJE’

‘Mijn mooiste prestatie was toch die 1m88. Ik sprong die op het Belgisch kampioenschap, dat toen nog in het Franse Liévin werd gehouden omdat er i België geen indoorhal was. Ook aan de zevenkamp in Wenen hou ik mooie herinneringen over. Daar heb ik mijn persoonlijk record gevestigd. Weet je wat ook leuk is? Wanneer je internationaal gaat met de meerkampers dan vorm je een hecht groepje.’

‘Die sterke band is me altijd bijgebleven. Iedereen steunt elkaar en moedigt elkaar aan. Soms gingen we op buitenlandse verplaatsing met een delegatie van twintig man. En op de wedstrijden zag je er dan acht. Dan vroeg ik me af wat die anderen deden. Wanneer je dan vertrekt naar België kom je mensen tegen waarvan je nog niet wist dat ze er bij waren. Dan had je die een heel weekend niet gezien.’

‘Ik heb deze week het interview gehoord met Rani Rosius. Ik kan haar begrijpen. Wanneer je vanuit Limburg elke dag naar Gent moet bollen ben je heel wat uren kwijt. Natuurlijk, Nederland gaat een hele andere weg op met zijn centralisatie en je ziet hoeveel medailles ze hebben behaald. Dat is een keuze die je zelf moet maken. Met je trainer bouw je een soort relatie op. Dat is eigenlijk een vaderfiguur waar je alles kan tegen zeggen. Dat vind ik ook belangrijk.’

‘Het moet gewoon klikken. Dat sluit niet uit dat je bijvoorbeeld één keer in de week naar Gent kan rijden, naar een andere trainer. Want die ziet vaak andere facetten. Hij kan dingen aanwijzen waarop je moet letten. Je eigen trainer merkt dat misschien niet meer. In mijn tijd was het echter nog anders. Alhoewel we toen ook ‘Leeuwtjesstages’ hadden waarbij we een week op stage gingen met de nationale trainer in Leuven of Gent. Daar leerde je heel veel van bij.’

‘Ik heb aan atletiek gedaan tot in 2005. Ik had toen al drie operaties gehad aan mijn achillespezen. Toen maakte de chirurg me duidelijk dat ik beter zou stoppen. Mijn achillespees was al twee keer afgescheurd en ik had een boel ontstekingen. Op een bepaald moment stopt het. Ik begon te revalideren. Op een bepaald moment zag ik een affiche hangen: ‘Start to Triatlon’.’

‘Ik moest op controle gaan bij de chirurg en ik vroeg hem of dat niks voor mij zou zijn. Hij raadde me aan om er mee te beginnen. Uiteraard moet je dan ook lopen en meer zelfs: dat is lange-afstandslopen, waar ik voordien een broertje aan dood had. De 800 meter op de zevenkamp vond ik al ver. In de triatlon loop je niet onder de vijf kilometer. Ik ben nooit een goede loper geweest. Ik zal dat ook nooit worden maar je moet doelen stellen in het leven.’

‘In het begin deed ik het recreatief maar uiteraard is dat ook uit de hand gelopen. Wanneer het sportvirus in je bloed zit kan je dat niet meer verwijderen. Sinds een paar jaar ben ik ook in het buitenland actief. Zeven jaar geleden heb ik voor het eerst deelgenomen aan het wereldkampioenschap in Düsseldorf, nadien in Rotterdam en tenslotte in Sevilla.’

‘ZIEK ZIJN ZIT OOK TUSSEN JE OREN’

‘Vervolgens, in november 2022, kreeg ik te horen dat ik kanker had. Een agressieve borstkanker nog wel. Dat nieuws kwam even binnen. Drie weken eerder werd ik nog tiende op het Europees kampioenschap. Ik kon het eerst niet geloven. Ik voelde me zo gezond als een vis. En toch was het waar. Terwijl ik mijn bestralingen kreeg ben ik al beginnen revalideren.’

’Zelfs tijdens mijn behandeling ben ik nooit gestopt ook al ging ik maar gewoon wat wandelen. Nochtans was die behandeling de hel. Op 29 november kreeg ik mijn eerste chemo. Ik was er zeker van dat ik zou blijven sporten maar begin januari ben ik moeten stoppen want het was niet OK. Ik had echter een hond en die kwam me halen. Elke dag gingen we wandelen. Soms was dat maar een kilometer maar ik was buiten.’

‘Guy De Schutter, mijn sportarts uit Herentals, raadde me aan om contact op te nemen met Rudi Frankinouille, die hier in het UZA kankerpatienten begeleid zodat ze terug zouden kunnen sporten. Normaal moet je naar een revalidatiecentrum maar dokter De Schutter wist dat dit niks voor mij was. Dan zou ik in een groep terecht komen en dan zou het voor mij niet vlug genoeg gaan.’

‘Ik heb zijn raad opgevolgd en heb voor die individuele begeleiding gekozen en zo ben ik stilaan terug gaan sporten. De behandeling zelf heeft een jaar geduurd. Ik heb zestien bestralingen gehad, een operatie, opnieuw bestralingen en vervolgens chemo. Om de drie maanden moet ik op controle komen. Vandaar dat ik vandaag hier zit. Vorige zomer heb ik redelijk wat gedaan. Ik ben vanuit Olen naar het Zuiden van Frankrijk gefietst. Voor alle duidelijkheid: met een gewone fiets.’

‘Ik heb dat samen met een vriendin gedaan. Ik wilde bewijzen dat ik niet was afgeschreven. Ik wilde laten zien dat je na een ziekte toch nog kunt presteren. Op die fameuze huldiging in Olen vorig jaar kwam ik niet om te winnen maar wel om een boodschap te brengen aan alle mensen die ziek zijn. Het komt erop aan om positief te blijven. Er is nog zo veel te beleven. Ziek zijn zit ook tussen je oren.’

‘Drie maanden geleden kwam ik hier ook op controle en de oncoloog zei dat wat ik nu presteerde uitzonderlijk was. Hij kon niet geloven wat ik allemaal al gedaan had. In oktober heb ik dan opnieuw deelgenomen aan het wereldkampioenschap aquabike in Malaga. Triatlon heb ik laten vallen omdat ik ook nog eens geselecteerd was voor de aflossingen. Drie wedstrijden op vier dagen vond mijn trainer iets te veel want ik recupereer nog niet goed genoeg.’

‘Dit jaar ben ik ook geselecteerd voor het WK in Australië. In oktober vertrek ik voor een maand naar ginder. Het vindt plaats in Wollongong, waar in 2022 het WK wielrennen was. Ik wilde eerst niet gaan maar mijn sportarts raadde me aan om het wel te doen. En inderdaad, waarom zou ik het niet doen? Ik heb al zo veel meegemaakt. En na die week sporten gaan mijn man en ik nog drie weken het land verkennen.’

‘Ik heb onze trip laten uitstippelen door een gespecialiseerd reisbureau. Want ik wil wel een degelijke plaats om te overnachten en voor het overige trekken we er rond met een huurauto.’

‘VEEL MENSEN ZIJN NEGATIEF INGESTELD. ZE SNAKKEN NAAR HUN PENSIOEN’

‘Sinds 1994 ben ik zelfstandig kapster in Olen. Eigenlijk is dat mijn hobby. Ik zou dat niet kunnen missen. Ik werk helemaal alleen. Ik heb een online agenda. Daar kunnen de klanten op boeken. Ik gooi mijn app open en ik zie wel wie er komt. 85 procent van mijn cliënteel bestaat uit mannen. Mannen mag je niet onderschatten. Zij zijn even fier als een vrouw. Het is niet meer zoals tien-vijftien jaar geleden.’

‘Ik ga me elk jaar bijscholen in Rotterdam. In oktober – tijdens dat WK – ben ik gesloten. Dat moeten de klanten maar respecteren. Onlangs vroeg iemand mij nog wanneer ik ging stoppen met werken. Ik vroeg waarom ik dat zou doen. Veel mensen zijn negatief ingesteld. Dat valt me op. Ze snakken naar hun pensioen. ‘Amai. Nu moet ik nog zo lang werken. Amai dit. Amai dat.’

‘Wanneer je zo denkt dan heb je de verkeerde job. Ik werk wel minder dan voor mijn ziekte. Ik begin in de namiddag te werken. In de voormiddag ga ik altijd sporten. Vanmorgen ben ik al acht kilometer gaan lopen en wanneer ik straks thuiskom van het UZA ga ik 30 kilometer losfietsen. Vanavond heb ik dan nog een bijscholing. Morgenvoormiddag ga ik opnieuw lopen.  Ik werk dan van 13 tot 19 uur.’

‘Ik vind het geweldig. Ik wil er goed uitzien. Voor ik ziek was woog ik tien kilo minder. Dat zag je in mijn gezicht. Mijn trainer geeft me elke week een schema. Kijk even mee. Elke dag staat er iets op: woensdag 50 kilometer fietsen, donderdag heb ik een rustdag, vrijdag zwemmen in het zwembad van Herentals en vijf kilometer gaan lopen, zaterdag lopen en fietsen met de club,… Mijn horloge is gesynchroniseerd met dat programma. Mijn trainer kan zien hoe ik heb geslapen, of ik stress heb,… Ik vind dat een belangrijke tool naar hem toe.’

Wanneer we nog even rondlopen in een heerlijk lentezonnetje toont Sabine mij op haar GSM haar schilderijen. ‘Ik ben beginnen schilderen tijdens mijn revalidatie. Op elk schilderij vind je een sporter. Binnenkort ga ik eens exposeren. Vorige week heb ik afgezien. Mijn hond is gestorven. Daar heb ik veel verdriet van. Kijk. Hier ligt hij begraven, achter in mijn tuin. De zerk heb ik zelf ontworpen.’

Inderdaad, wat een straf wijf, denk ik wanneer ik opnieuw in mijn wagen stap.

Edwin MARIËN

Foto’s EM & FB

 

 

Views: 1046

This website uses cookies. By continuing to use this site, you accept our use of cookies.  Learn more