A1A3EdwinVoetbal

Guido Mallants: ‘Beerschot is het verlengde van de Abdijstraat geworden’

GEEL – Guido Mallants (78) staat bekend als één van de meest sierlijke voetballers die ooit op onze velden heeft gespeeld. Bewust koos hij ervoor om nooit prof te worden, anders had zijn carrière er helemaal anders uit gezien. ‘Maar ik wou baas blijven over mezelf’, zal hij zich laten ontvallen. Hij was een draaischijf van Beerschot, waar hij later nog manager werd, net als bij KV Mechelen. Bovendien stortte hij zich in de wereld van de makelaars. En zelfs nu heeft hij nog een hobby in Knokke. Geen betere gesprekspartner om een trip te maken into Memory Lane maar ook om het huidige voetbal kritisch te benaderen. Plaats van afspraak: de markt in Geel, op 500 meter van zijn woonplaats.

Mallants: ‘Ik ben geboren in Olmen, in de provincie Antwerpen dus. Ik heb van mijn twaalfde – eerder kon je je niet vroeger aansluiten – tot mijn vijftiende bij Zwaluwen VV in Olmen gespeeld. Toen is Beringen me komen halen. Dit ligt in de provincie Limburg, op elf kilometer van bij mij thuis. Ik heb er één jaar in de scholieren gespeeld. We werden kampioen en ik werd topschutter. In Olmen scoorde ik al 70 doelpunten terwijl er niet al teveel wedstrijden waren.  Ik was een spits of een linksbuiten. In Beringen had je zes jeugdspelers die eerste klasse hebben gehaald. Dat is uitzonderlijk. Ik heb nooit bij de juniores gespeeld maar ging direct naar de reserven en vervolgens naar de eerste ploeg. Toen ik negentien was werd ik naar Club Luik getransfereerd. Guy Delhasse is naar Beringen gekomen, ik naar Luik, dat een opleg moest betalen. Daar heb ik één jaar gespeeld.’

‘Met Beringen had ik nog Europees gespeeld en met Club Luik schakelden we Saloniki uit. Na één jaar verhuisde ik naar Crosing Molenbeek in tweede klasse. We promoveerden, samen met KV Oostende. Toen is de club verhuisd naar Schaarbeek waar Nols burgemeester was. We hadden een kern met zes-zeven nationaliteiten.  Daar ben ik echt tot ontplooiing gekomen. Mijn carrière was al mooi begonnen. Ik was twee jaar FIFA-juniorinternational geweest. Ik heb ooit, in een tornooi in Duitsland, twee doelpunten gemaakt tegen Spanje in een wedstrijd die we met 3-2 wonnen. Ik had kwaliteiten maar te weinig ondersteuning van enkele trainers. Tuur Ceuleers was de man die mij ontdekt en gelanceerd heeft maar hij vertrok telkens.’

‘Hij was bij Beringen en ging weg. Hij ging me halen en ik trok naar Club Luik maar na vier maanden was hij daar ook weg. Hij heeft eigenlijk mijn carrière bepaald. Hij heeft de mensen van Molenbeek naar mij gestuurd. Toen het Schaarbeek was geworden kende ik er een schitterende periode. Maar door een slecht beleid moesten die elk jaar hun beste spelers verkopen. Tuur Ceuleers heeft dan gezorgd dat ik bij Beerschot terecht kon. Daar ben ik tien jaar gebleven. Bij Crossing trainden wij vier keer ’s avonds. Op mijn 23ste had ik een bankfiliaal opgericht in Meerhout. Als zelfstandige bij Krediet aan de Nijverheid en ASLK had ik één week verlof per jaar. Ik werkte zes dagen op zeven, soms zeven op zeven. Dat moet je nu eens tegen de jeugd zeggen. Ik heb er geen seconde aan gedacht om de bank op te geven. Ik wilde voetballen in bijberoep. Prof worden vond ik te onzeker en anderzijds was ik al een richting ingeslagen waar ik op termijn op kon bouwen. Indien ik 100 procent prof was geweest had ik een heel andere carrière gemaakt.’

‘BANDI BERES WAS DE GROOTSTE RAMP DIE IK HEB MEEGEMAAKT’

‘Bij de bank ben ik begonnen met nul klanten. Ik heb mijn klantenbestand volledig zelf opgebouwd. In het totaal heb ik dat 18,5 jaar gedaan. Toen vond ik het tijd om agentschappen te gaan begeleiden. In de jaren ’80 plaatste ik al 100 miljoen Belgische frank kasbons per jaar. Dat wilde ik niet tot mijn 65ste doen. Ik ben dan 4,5 jaar regio-manager bij de Chase Handelsbank geworden, in de Lange Gasthuisstraat in Antwerpen, tegenover de BBL. Ik was verantwoordelijk voor de retail van de kantoren in het Vlaamse land. Ik deed dat heel graag. Het was hetgene wat ik wou doen. Onderhandelen was mijn hobby, iets wat mij goed van pas kwam in het voetbal.’

‘Ik kwam bij Beerschot en ze hadden net de beker gewonnen tegen Sint-Truiden. Ik moest mee de viering meemaken in de Abdijstraat. Er stonden open auto’s over een afstand van één kilometer en het publiek stond drie-vier rijen dik langs twee kanten. Ik ging vlug naar huis. Dat was niks voor mij omdat ik daar geen verdienste aan had. Dat eerste jaar was trouwens een rampjaar. We moesten vechten om erin te blijven. Ik had bij Crossing op drie jaar tijd 87 wedstrijden gespeeld van de 90. Maar bij Beerschot zaten we met een verzameling van een aantal spelers op retour. De groep functioneerde niet. Ze zaten er met Belin – een dure Joegoslaaf -, Roger Claessen, Yves Baré,…, mannen die over hun top waren.’

‘Ik kwam binnen en meteen wist ik: ‘ik ben hier niet graag’. Bandi Beres was trainer. Dat was de grootste ramp die ik heb meegemaakt. Ook hij was op zijn retour. Hij riep dan: ‘Kom jongens. Opwarmen. De mensen staan hier te kijken.’ Ik kon mijn lach niet inhouden. Ik was regelmatig geblesseerd. Het lukte me niet om me in te zetten. Na Beres werd Cois Geeraerts trainer. Op training deed ik plots twee-drie acties. Hij riep me. ‘Dat heb ik u nog niet zien doen. Hoe komt dat?’ Ik antwoordde dat ik er voordien niet graag was. Ik heb dat altijd gekund maar je moet ergens graag zijn en dan komt de rest vanzelf. Ik ben beginnen praten met Geeraerts en we hebben een fantastische verstandhouding opgebouwd. Dat heeft geleid naar heel veel successen. Ik heb er toen mee helpen voor zorgen dat Beerschot niet degradeerde.’

 ‘Maar op het middenveld ging alles veel te traag. Ik kreeg plots telefoon van  Aloïs De Rycker. Hij vroeg of ik Jos Heyligen wou verwittigen dat hij De Rycker moest bellen. Jos en ik woonden vijf kilometer van elkaar. We waren samen nog een jaar FIFA-junior geweest. Vervolgens heeft Beerschot Jos gehaald in ruil voor drie spelers die naar Diest vertrokken. Met hem in de ploeg zijn we vierde geëindigd en haalden we Europees voetbal. Twee jaar later werd Jos Heyligen geopereerd aan zijn knie. Voor 30 april moest men de lijst doorsturen van beschermde spelers. Maar men had een lijst opgemaakt van actieve spelers. De geblesseerden stonden er niet op. Eddy Wauters wist dat en hij is Heyligen gratis komen halen, iets wat allesbehalve netjes was. Maar ik was wel de voetballer achter mij, iemand die mij de bal in de voet kon aanspelen, kwijt. Ik was daar niet gelukkig mee.’

‘Ik heb Ronny Van Rethy naar Antwerp gebracht. Dat was familie van mij. Van Rethy speelde bij Beringen. Zijn vader kwam naar mij en vroeg me om ook eens iets te doen voor de familie. Hij vroeg om Van Rethy naar een goede ploeg te brengen. Ik was eigenlijk niet zo gelukkig dat hij dat kwam vragen. Ik was volledig uit het voetbal, deed nog wel scouting voor de bond maar voor de rest niks. Bij Beerschot was er niks dan shit. Daar had hij geen toekomst. Maar de afstand Olmen – Antwerpen was best te doen. Ik belde naar Wauters. Ronny was zes maanden geblesseerd geweest. Hij had een knieblessure gehad en een zware operatie. Ik legde dat allemaal uit en vertelde hem dat het been waaraan hij geopereerd was sterker was dan het andere. ‘Waarom ga je niet naar Beerschot?’, antwoordde Wauters. Hij vroeg me om wat te wachten. Drie uur later: telefoon. Hij vroeg om tegen vier uur naar het stadion te komen met Van Rethy. Hij had al een specialist uitgenodigd. Die is een uur met Ronny weggeweest om oefeningen te doen. De man bevestigde dat het ene been sterker was dan het andere. We hebben vervolgens onderhandeld en Ronny is er tien jaar gebleven.’

‘BEERSCHOT HAD MET NAINGGOLAN MOETEN GAAN PRATEN’

Mallants speelde onder een icoon van het Belgisch voetbal, Rik Coppens, en samen met een ander icoon, Juan Lozano.  ‘Juan was iemand die zich van niks iets aantrok. Toen Coppens trainer was begon die theorie te geven waarbij Rik stond te bibberen. De eerste keer dat hij theorie gaf was voor een thuiswedstrijd tegen Standard. Ik speelde offensief maar als we tegen Standard moesten had Coppens schrik om te verliezen. Dan speelde hij thuis met één spits. Ik moest op de linkerflank spelen en mee verdedigen. Hij ging ervanuit dat ik me niet zou kunnen bedwingen en dat ik toch mee in de aanval zou gaan. Maar ik heb dat niet gedaan. Na de match vroeg hij wat er mis was. Ik antwoordde dat ik gewoon had uitgevoerd wat hij me gevraagd had. ‘Nooit zal jij van mij nog iets horen’, zei hij. Hij gaf aan iedereen theorie en tegen mij zei hij dat ik mijn plan maar moest trekken. Wanneer het dan niet goed was kreeg ik de volle lading’ maar voor het overige viel dat best mee. Eigenlijk is dat ook een vorm van motivering.’

‘Na zo’n theorie-onderricht kwamen we buiten en dan zei Juan: ‘Wat heeft hij nu gezegd?’ Dat interesseerde hem niet maar zette je hem op een terrein dan begon hij te voetballen. Hij was een lui type: slapen, te laat komen maar dat is zijn natuur. Lozano en Nainggolan kan je niet vergelijken. Nainggolan is iemand die voor zijn mening uitkomt. Juan is een rustig type. Radja durft discussies aangaan. Het zijn beiden wel twee goede voetballers. Ik heb respect voor de voetballer Nainggolan. Ik zag die graag bezig. Indien ik van Beerschot was geweest vorig seizoen, dan was ik met hem gaan praten. Hij was daar zeker op ingegaan. Juan en Radja zijn ruwe bolsters maar met een klein hartje. Wanneer je de juiste snaar raakt doe je met hen wat je wil. Dan krijg je een relatie zoals ik met Cois Geeraerts: vriendschappelijk maar met respect. Juan is ook uitgegroeid tot een topspeler met een internationale carrière, soms is ons landje te klein voor echte talenten.’

‘Het speelse zal bij mij niet verdwijnen. Dat is de reden waarom ik zolang ben blijven  voetballen in combinatie met mijn werk. Als ik aan het voetballen was, was werken mijn hobby, en als ik aan  het werken was, was voetbal mijn hobby. Ik had een perfect evenwicht. Het grote en enige nadeel was dat ik geen tijd had om te rusten. Twee weken voor belangrijke wedstrijden probeerde ik ’s avonds niet te werken. Zodoende was ik telkens weer in conditie. Ik heb verschillende jaren gedraaid op mijn routine en mijn klasse. Ik kende mijn grenzen. Ik heb veel plezier gehad, zeker met Coppens.’

‘Ik heb nog de wedstrijd gezien tussen Beerschot en Santos in 1960. Ik was toen veertien jaar. Het werd 1-10. In de tweede helft stond Coppens met zijn rug naar het doel, hij trok een bal achterover en die viel in de winkelhaak. Eigenlijk een dom doelpunt. Maar iedereen was super content. Coppens had immers gescoord. Vandaag praat men er nog altijd over.’

‘COPPENS WILDE OP TRAINING ALTIJD MEESPELEN MAAR HIJ WILDE OOK ALTIJD WINNEN’

‘Dat jaar speelde ik alle 36 matchen, werd topscorer met elf doelpunten en zonder ook maar één keer vervangen te worden. Niemand deed mij dat na. Maar aan het begin van het daaropvolgende seizoen was ik geblesseerd. Ik had een ontsteking aan mijn achillespees. Ik ging naar de voorzitter, dokter Hendrickx, met wie ik een schitterende verstandhouding had. Wat hij aan mij bewonderde is dat ik – bij verlies – nooit zei dat het de trainer zijn schuld was. Dat ligt nu één keer in mijn natuur. Het zijn de spelers die het moeten doen. Trainers kunnen zeggen wat ze van jou verwachten maar dat is alles. Ik wist over wie Hendrickx het had: over de spelers die kritiek hadden op Coppens.’

‘Op dinsdag moesten we gaan lopen in het Nachtegalenpark. Rik nam altijd een bal mee. Dat was het goede aan hem. Hij wilde altijd spelen maar hij wilde ook altijd winnen. Hij koos zelf de ploegen en zette zichzelf altijd in mijn team. Van mij kreeg hij immers een pass. Het is zaak om respect te krijgen van de spelers. Dat is zoals bij de dieren. De kleedkamer bepaalt alles. Wanneer we tijdens die matchen in het Park een strafschop kregen dan was het de bedoeling dat we tegen een boom aanknalden. 70 procent van de spelers kon dat niet. Daarom moest ik die penalty’s altijd geven: buitenkant voet en hop: de bal zat er tegen. Al die gasten hadden een grote mond maar als het op techniek aankwam dan moesten ze gaan lopen. Dat is het speelse dat in een groep altijd moet aanwezig zijn.’

‘Ik was een technische speler. Louis Van Gucht had altijd opmerkingen wanneer ik in de aanval ging. Hij vroeg om terug te komen wanneer ik naar voor liep, om mee te verdedigen. Ze stonden met zeven man vanachter en met zijn drieën moesten wij 50 meter afleggen. Zondag, in de bekerfinale, kon Club Brugge, twee keer oprukken langs de rechterflank. Zoiets moest Louis indertijd vanop links ook doen, hij had de fysieke kwaliteiten,  maar de anderen waren te  voorzichtig of ze zagen het niet of hadden schrik om een slechte voorzet te trappen.’

‘Ik had net een nieuw contract voor drie jaar getekend bij Gust Hendrickx. Dat gaf stabiliteit. Ik had er drie voorwaarden aan verbonden: het moest combineerbaar zijn met mijn werkzaamheden voor de bank, ik wilde een ploeg die niet teveel Europees speelde zodat ik niet te vaak van huis weg zou zijn en ik wenste niet elk jaar tegen de degradatie te strijden. Psychologisch was dat de challenge die ik zelf opgebouwd had.’

‘Ik was 30 en drie man in de raad van bestuur had een Jaguar XJ6 4.2. Ik was zelfstandige en ik kocht er ook zo één. Ik had altijd gezegd dat ik tot mijn 30 ste wou voetballen. Uiteindelijk heb ik er nog twee jaar bijgedaan. Eigenlijk twee jaar te lang. Mijn zaak groeide maar. En wanneer je vermoeid bent krijg je ook makkelijker blessures. Maar aal bij al heb ik de weg bewandeld die ik wou bewandelen.’

‘MEEUWS KWAM NAAR MECHELEN EN HIJ GOOIDE HET OEFENPROGRAMMA DOOR ELKAAR IN FUNCTIE VAN DE TENNISTORNOOIEN VAN ZIJN ZOON’

‘Eén keer per maand ging ik naar dokter Hendrickx om bij te praten. Hetgeen ik hem vertelde was geloofwaardig. Hij moest weten wat er leefde om dat mee te delen aan zijn raad van bestuur. Daar zaten elf persoonlijkheden in. Ik zei hem dat ik niet langer met Coppens wou samenwerken. Dat vergde mentaal teveel van mij. Ik had er geen zin meer in, ik geraakte geïrriteerd. Ik voetbalde graag, ik voetbalde graag bij Beerschot maar ik voetbalde niet graag onder Coppens. Hendrickx antwoordde mij dat Coppens hem had gezegd dat hij maar twee spelers had die konden voetballen: Mallants en Lozano. Hendrickx kon me overhalen en ik ben toch maar gebleven.’

‘Maar goed. Ik ging je vertellen over dat jaar dat ik geblesseerd was bij het seizoenbegin. Ik was kapitein en Walter Meeuws was vice-aanvoerder. Ik lag zes-zeven matchen uit. Toen ik kon heroptreden riep Coppens mij. Hij zorgde dat er ook nog een andere speler bijwas als getuige: Pierre Deraet. Coppens vertelde me dat Meeuws aanvoerder wou blijven. Zo zat die  in elkaar: hij wou die band niet meer afgeven.’ Mijn reactie naar Rik Coppens was, heb ik je gezegd dat ik geen kapitein meer zou blijven? OK, zei hij en was opgelost.’

‘Mag ik even een zijsprongetje maken? ‘Ik heb ooit nog Beerschot gedurende één jaar getraind. Ik heb Philippe Clement als zeventienjarige in de ploeg gebracht. Ik heb Willy Reynders gelanceerd. Eerst was hij hulptrainer, dan trainer. Ik heb hem naar naar Lokeren, naar Mechelen, naar Sint-Truiden gebracht maar na tien jaar heb ik gezegd dat het genoeg was. Ik ben beginnen samenwerken met Lucien Huth. Ik heb veel mensen hun carrière gelanceerd. Ik deed dat graag. Wanneer je in elkaar vertrouwd kan je veel bereiken. Nu moeten ze naar een psycholoog gaan.’

‘Ik werd manager bij KV Mechelen. Fi Vanhoof was er trainer. Hij deed alles wat Michel Preud’homme vroeg. Dat was zijn gewoonte. Preud’homme beschikt over de gave van telkens een voorzitter te vinden die hem zeer trouw volgt, meestal ook iemand met geld. Zo’n gast klampt zich daaraan vast en bouwt zo een carrière uit. Ik zei tegen Fi dat ik Lucien Huth naar Mechelen zou brengen. Direct protest: Preud’homme zou dat niet aanvaarden. Maar ik droeg Vanhoof op om de boodschap over te brengen. Hij was immers trainer, ik manager. Compromis was… ik zal het aan Michel voorstellen dat er iemand enkele weken op proef komt. Uiteindelijk is Huth gekomen, een heel toffe, spontane, man. Hij kan aan iemand een spontaan warm gevoel geven. Aan het eind van het seizoen vertrok Preud’homme naar Benfica en wie nam hij mee? Lucien Huth.’

‘Nadien werd Vanhoof vervangen als trainer. Ik dacht aan Walter Meeuws om hem op te volgen. Die zat zonder ploeg na zijn avontuur bij Antwerp. Meeuws zat in Amerika. We spraken af in het Cresthotel waar we twee uur zaten met iemand van Maes Pils. Ik haalde Meeuws naar Mechelen. Maar wat deed hij? Hij begon heel zijn programma van de voorbereiding door elkaar te halen. Dat had eerder te maken met de tennis tornooien van de zoon.. Maar dat was nog niet alles. Hij begon ook mijn positie aan te vallen. Ik heb toen terug gedacht aan het voorval met die kapiteinsband en kende meteen het karakter van Meeuws. Zo zie je hoe iemand in elkaar zit. Kijk naar sommigen hun carrière, ze willen te snel groeien en komen dan op een punt dat men het niet meer kan waarmaken, voorspelbaar voor sommigen hun carrière, niet alleen voor Walter. Achteraf wordt het dan moeilijk om zich dan opnieuw  waar te maken.’

‘WANNEER COPPENS OVER HET BESTUUR SPRAK HAD HIJ HET OVER DE BOEREN VAN DAARBOVEN’

Ik wilde nog iets meer weten over één Beerschot-speler: Manu Sanon. De speler uit Haïti die een volksheld werd in zijn land omdat hij op het WK scoorde tegen Italië. ‘Ik herinner me zijn doelpunt tegen Dino Zoff. Beerschot kwam altijd wel met een ‘speciale’ af. Dat vond ik  spectaculair. Onze eerste trainingen waren in het Nachtegalenpark. Met Rik Coppens. Wanneer hij het had over de raad van bestuur dan ging het over ‘de boeren van daarboven’. Tegen Sanon zei hij : ‘Daar se. Weer ene die uit de boom is gevallen.’ Was dat negatief bedoeld? Neen. Dat was Rik. Manu zat altijd naast mij in de kleedkamer. Wij hadden een goede verstandhouding. We waren beiden linksvoetig.’

‘Toen lag er nog een piste rond het veld. Aan het begin van het seizoen moesten wij 100 meter spurten en Manu en ik waren de snelsten. We zegden niets tegen elkaar en dat was onze motivering, niet toegeven aan elkaar. Eerst liep ik schuin achter hem maar de laatste tien meter ging ik erover. Wij hadden een gezellige rivaliteit. We gingen ervoor maar als voetballer hadden we veel wederzijds respect. Ik voetbalde heel graag met hem. Hij speelde linksbuiten. Op een bepaald moment heeft Coppens hem linksachter gezet. Manu is dan spectaculair beginnen voetballen. Leuk voor het publiek maar het bracht niets spectaculair op. Vergelijk het met Meeuws. Die haalde ook altijd uit met van die spectaculaire rushes van achter naar voor maar in 90 procent van de gevallen draaide het wel uit op balverlies. Nog zie iemand: Urban bij Waregem. Al kon die af en toe nog eens afwerken. De anderen liepen zich dood. Achteraf werd Manu terug als voorspeler gebruikt en hebben wij nog goed kunnen samenwerken.’

‘De  beste spits bij Beerschot waar ik ooit mee heb gespeeld was René Mücher. Die wist  altijd waar ik de bal ging brengen. Hij was geduldig en heeft heel wat doelpunten gescoord na voorzetten van mij. Hij kwam uit derde klasse, van Waterschei, maar was een spits met torinstinct. Ik heb ook met Walter Cornelis in de spits moeten spelen. Dat was niet altijd zo eenvoudig, Walter werd nadien bij Berchem wel topschutter.. Van mijn tiende wist ik dat ik bij Beerschot wilde voetballen. Ik heb 275 matchen in eerste klasse gespeeld en heb 73 doelpunten gemaakt en een hele reeks assists gegeven maar dat werd toen niet bijgehouden. Als offensieve aanvaller scoorde ik in één op vier wedstrijden. Ik had evenveel plezier wanneer ik een goede assist had gegeven dan wanneer ik had gescoord. Ik was iemand die het verschil kon maken. Zo’n spelers hebben ze in het hedendaagse voetbal meer dan nodig.’

‘Het verschil tussen Cois Geeraerts en Coppens is dat we met Geeraerts Europees gespeeld hebben en met Coppens nooit. Rik was zelfs op zijn 45ste nog een fantastische voetballer maar hij kon het niet overbrengen op een groep, laat staan er het maximum uit halen. Rik vond zichzelf een persoonlijkheid en de ploeg was maar een ‘bijgebouw’. De grootste prestatie die ik geleverd heb is kunnen samenwerken met Coppens. Hij heeft nooit geweten wat hij aan mij had. Coppens heeft Beerschot getraind van 1974 tot 1977 en van 1982 tot 1984. Op het einde speelde ik niet vaak meer. Een speler of vijf, met Frank Schrauwen, Juan Lozano, Paul Lambert,… wou mij gebruiken om tegen dokter Hendrickx te zeggen dat Coppens moest ontslagen worden. Dat wilde ik niet doen. Ik was werknemer. Ik heb dat met geen enkele trainer gedaan.  Op een bepaald moment was ik thuis aan het eten en dokter Hendrickx belde me op. Hij zei dat er zeven spelers aan zijn bureau stonden die Rik wilden laten ontslaan. Hij wilde dat niet doen zonder mij gehoord te hebben. Maar voor mij moest hij niet buiten. ‘Maar als er zeven man bij u zit, wie ben ik dan om hen tegen te houden’, voegde ik eraantoe. Nadien zat ik in het vliegtuig naar Spanje en in de krant had Coppens laten optekenen: ‘Mallants de linkaard’, hij dacht dus dat ik daar tussen zat, maar het tegendeel was waar.’

‘PAUL NAGELS ZETTE CONSTRUCTIES OP OM AFRIKAANSE VOETBALLERS AAN TE TREKKEN EN GING MET RENE DESAEYERE OP STAP. DAAR WILDE IK NIET AAN MEEEDOEN.’

‘Toen het wat minder ging riep Coppens plots drie reserven op als titularis voor de wedstrijd in en tegen Charleroi. Hij deed zijn theoretische uiteenzetting in de zaal van de raad van bestuur. Dat was nog nooit gebeurd. Hij ging mij op de bank zetten maar durfde dat tegen mij  niet zeggen. Ik heb niet gereageerd. Beerschot verloor er. Een week later stond er in Het Laatste Nieuws: ‘Mallants: ‘Ik kan geen drie jaar meer leven met Coppens.’ Het heeft een week geduurd voor hij wist dat dit in de krant stond. Plots, op een maandagavond belde hij me op. Hij vroeg om dezelfde avond naar de raad van bestuur te komen. Hij wilde me een schorsing geven. Ik heb mijn uitleg gegeven. Ik had helemaal geen interview gegeven. Ik kreeg gewoon een telefoontje, tussen twee klanten in. Ik had dat nooit gezegd. Wat was er nu gebeurd? Van Coppens mochten de journalisten niet meer in de kleedkamer dus die zochten de confrontatie op. Ik heb gezegd dat ik niks tegen Coppens had, althans niet tijdens de trainingen. Ik heb geen boete, laat staan een schorsing, gekregen. Integendeel zelfs, ik kreeg zeer veel waardering. Ik heb zelf dat bewuste artikel gedurende één week tegen de spiegel geplakt in de kleedkamer. Niemand durfde het te verwijderen.’

‘Coppens reed met een blauwe Porsche 911. Hij vroeg voor een training toen hij met de sleutels van zijn auto zwaaide, wie er met zijn Porsche kon rijden. Tolsa zei tegen mij: ‘Hij begint weer.’ Rik zei tegen mij, en gij… Ik zei tegen Coppens: ‘Ik heb dat niet nodig. Stop hem maar in de koffer van mijn auto. Ik kan nu nog van mijn reactie genieten. Het risico was: indien het niet goed was, kreeg je de volle lading. Hetgeen Coppens wel goed deed was veel in één tijd laten spelen op training. Zo begonnen die mindere voetballers wat vlotter te spelen..’

‘Is er eigenlijk een goed beleid geweest bij Beerschot? Ik denk het niet. Toen ik er kwam, in 1971 , had de club juist de tribune aan de stad verkocht. Er werd toen nog mee gelachen. Men zei dat het was om Coppens te betalen. Bandi Beres zat over zijn hoogtepunt. Cois Geeraerts zat goed maar een club met veel spanningen verslijt ook veel mensen. Net als Coppens is hij er twee keer trainer geweest. Er was onrust in de raad van bestuur. Toen was er al sprake van geldtekort. Rombouts Koffie had één miljoen Belgische frank geleend. Men heeft nooit investeringen gedaan om de ploeg uit te bouwen. Ze geraakten tot op de vierde, vijfde of zesde plaats maar inspanningen om twee spelers aan te werven en het verschil te maken, die leverde men niet. Beerschot is in werkelijkheid nooit ambitieus geweest.’

‘In 1990-1991 heb ik mijn activiteit bij de bank van vandaag op morgen stopgezet om crisismanagement te gaan doen met Paul Nagels. Ik heb alles gedaan. Niemand wou nog leveren. Ik heb met 50 mensen gesproken, die allemaal op één of andere manier gratis zijn komen meewerken. Twee mensen kwamen alle dagen gratis helpen om de ploeg mee in stand te houden en om mee te ondersteunen. Nagels was heel verstandig. Hij had verschillende laboratoria. Hij had medische containers gemaakt en zou die in Afrika laten verkopen voor 250 000 frank. Karel Brocken was in Afrika hiervoor actief en moest zwarte spelers naar hier brengen. Paul Nagels investeerde daar persoonlijk in en verhuurde die en probeerde die op die manier te verkopen. Dat gebeurde vroeger veel in de lagere klasse door bakkers en beenhouwers die voorzitter waren. Zo is Simba gekomen. Hij kocht die voor drie miljoen. Vervolgens zocht hij drie partners voor nog elk drie miljoen en zo bleef hij voor 25 procent mede-eigenaar. Daar wilde ik niet aan meewerken. Vervolgens is Desaeyere gekomen. Desaeyere en Nagels gingen altijd samen op stap. Dat lag me helemaal nIet. Ik heb hen gezegd dat ze nooit nog kampioen zouden spelen en ze zijn er ook niet meer geraakt.’ Spijtig maar soms is dat de realiteit.’

‘ALLE HUIDIGE MISERIE BIJ BEERSCHOT IS BEGONNEN MET FRANCIS VRANCKEN. WAT ER NU GEBEURT IS PUUR MENSENHANDEL’

‘Nu heeft Beerschot een Turk als voorzitter. Maar de miserie is begonnen met Francis Vrancken. Die had de club overgenomen mogelijk aan aantrekkelijke voorwaarden. Hij heeft kapitaal gezocht. Hij heeft constant verkocht van zijn aandelen. Op die manier heeft hij dus wel geld gerecupereerd. Op het einde is het helemaal mis gelopen. Er is een andere meerderheidsaandeelhouder gekomen en nu heeft Beerschot niks meer te zeggen. Ze zijn totaal afhankelijk van een soort Europese nieuwe voetbalcultuur, soms noemt men dat ook voetbalmaffia. Sommige van de toegetreden personen die bij Beerschot  terechtkwamen, Technisch Directeur, sommige spelers, die je nu in het voetbal tegenkomt hebben ook al bij Oostende gezeten of bij ’s-Hertogenbosch. Die komen allemaal uit een internationaal circuit. Wat er nu gebeurt is puur mensenhandel. Ik distancieer mij daarvan.’

‘Een aantal jaren geleden was ik nog lid van ‘De Vrienden van het Olympisch Stadion’. Ik betaalde meer dan 4 000 euro per jaar. Ik zat mee aan tafel met de Raad van Bestuur, de mensen van Wilrijk, Ik moest 450 euro betalen voor de parking. Neem daar al die maaltijden bij. Beerschot is ondertussen een verlengstuk van de Abdijstraat geworden. Men heeft niks meer te zeggen. Buitenlanders en onder meer Turken hebben de macht. Dat is de huidige realiteit, bij eventuele grote plaatselijke druk worden die dan wel weer vervangen door anderen uit het systeem.’

Wanneer ik zeg dat Mallants manager is geweest, een ‘louche’ beroep, komt hij echt op dreef. Maar vanaf dan worden er geen namen meer genoemd. ‘Nu wordt het pas echt interessant. Ik ken veel van die gasten die met Propere Handen te maken hadden. Met 80 procent van de mensen die ik kende wilde ik niet samenwerken. Dan kan je ook niet in de problemen komen. Maar ik wist alles. Ik weet hoe ze denken,  hoe ze handelden. Er is er één bij die jarenlang maffiapraktijken heeft kunnen uitoefenen. Ze krijgen de kans om zich te rehabiliteren en compromissen te maken. De zaak wordt gerokken. Iedereen krijgt de kans om zich uit te kopen. Dat gaat een stille dood sterven.’

‘Of de situaties van toen zich nu nog voordoen? Ze zullen een nieuwe vorm krijgen op termijn. Wat zij deden wordt nu vervangen door die constructies met buitenlandse clubs. In België wordt iedereen gecontroleerd. Gaat men in Turkije of andere landen hetzelfde doen? De geldstromen worden beter gecontroleerd maar advocaten maken een reglement dusdanig op dat er voldoende speelruimte is om alles te betwisten. Toen ik bij KV Mechelen gestopt ben wilde ik een sabbathjaar nemen met twee doelstellingen: mijn golfbrevet halen en een FIFA-licentie in Zwitserland. Daar moest je 125 000 euro bankwaarborg voor geven. Nu kan iedereen die een verzekeringspremie van 3 000 euro betaalt makelaar worden. De juiste benaming is ‘Arbeidsbemiddeling voor de betaalde sportbeoefenaar.’ Een vaststelling is wel dat soms voorzitter en manager na een aantal jaren actief te zijn geweest, over aandelen beschikken en zich hierdoor een extra pensioenverzekering opbouwen. Dat is niet slecht bekeken.’

‘BIJ KV MECHELEN ZIT ER IEMAND DIE INVESTEERT IN CLUBS IN NOOD. ACHTERAF ZET HIJ DAT OM IN AANDELEN. EN DAN VRAAG JIJ OF PROPERE HANDEN NOG BESTAAT?’

‘Tijdens mijn sabbathjaar en de volgende jaren heb ik 100 wedstrijden gevolgd. Ik legde 1 250 euro opzij om twee keer per maand in het buitenland te gaan scouten en dat gedurende tien maanden. Daar leefde ik naar. Ik vertrok ’s middags naar Praag en kon op een weekend drie wedstrijden zien. In Praag had ik altijd Masopust bij. Ik reed met de auto naar Kopenhagen, naar Salzburg en Wenen. Dat was allemaal doenbaar met dat budget. Het langste dat ik ben weggeweest was tien dagen: van hier naar Oostenrijk, vervolgens naar Duitsland, met het vliegtuig naar Joegoslavië en zo verder. Ik had een commerciële brief opgemaakt voor mezelf. Daar stond ook in wat ik ging doen. Ik belde eerst de clubs op en vroeg naar de adressen van hun spelers. Ze vonden dat heel raar maar ze deden het wel. Dat moet je vandaag nog eens proberen. 60 spelers hebben erop gereageerd. Ik ben dus op één jaar tijd 60 keer bij een speler op bezoek gegaan, telkens gedurende drie uur, 3,5 uur. 52 daarvan zijn met mij in zee gegaan. Nadien ben ik de zaken gaan afbouwen.’

‘Ondertussen had ik me nog ingekocht in een ambachtelijke koffiebranderij. Ik heb een kapitaalsverhoging gedaan en vervolgens de zaak overgenomen. Ik heb er nog vijftien jaar gewerkt als onbezoldigd zaakvoerder. Op mijn 69ste had ik twee mogelijkheden: ik kon ze schenken of verkopen. Ik heb ze toch maar verkocht.’

Twee jaar geleden kwam Mallants nog eens in het nieuws. Ene Johan Guillemyn, die volgens de kranten werd gezocht door Interpol, had 60 miljoen klaar om een Belgische voetbalclub te kopen en Mallants fungeerde als tussenpersoon. ‘Zo stond het in de krant he. Ik kwam in Knokke iemand tegen die mij kende. Op een bepaald moment vertelde hij me dat hij interesse had om een voetbalclub over te kopen. Hij vroeg of ik hem wou helpen. Ik heb vervolgens met Frank Lagast gesproken van KV Mechelen. Hij heeft een voorstel gedaan. Er is een bod geweest op papier maar na vier uur werd dat teruggetrokken. Vervolgens is dat verhaal een eigen leven gaan leiden. Ik ben bijvoorbeeld nooit in Westerlo geweest. Ik heb contact met Beerschot en Oostende gehad maar er is nooit een akkoord over een prijs geweest. Als er geen akkoord is over een prijs moet men ook niets bewijzen, dat is eenvoudig. Geen enkele bank geeft een bankwaarborg als je geen akkoord van overname kan voorleggen.’

‘Maar wat deden de clubs? Ze draaiden de rollen om. Ze vroegen de man om te bewijzen dat hij het geld had. Ze deden geen bod dus ze waren niet te koop. Die man was vijftien jaar actief geweest in China en zestien jaar in Zwitserland. Hij had altijd in de oliebranche gezeten. In België had hij niks, ook geen Belgisch paspoort. Hij had last van diabetes. De laatste keer dat hij me heeft gebeld was op 16 december 2024. Hij werd op 23 december opgenomen in de kliniek voor een hartoperatie en hij heeft die ingreep niet overleeft.’

‘Tegen roddelen en leugens is niemand bestand. Francis Vrancken pakte me er eens over aan. Ik heb geantwoord dat hij het voorzitterschap van Beerschot onwaardig was. Ik heb er nooit een reactie op gekregen. Bij mij moet je niet afkomen met leugens. Veel verhalen hangen aan elkaar van roddels en leugens omdat mensen  er persoonlijk geld aan willen winnen.’ Ik heb hier nog een krantenartikel liggen met Francis Vrancken als nieuwe voorzitter. ‘Ik ben niet naar Beerschot gekomen voor het voetbal.’ Eigenlijk toch wel een eerlijke verklaring.’

‘Ik heb alle ploegen ontleed. Neem Antwerp. Ik weet daar alles van. Vroeger ging men met Beerschot soms nog voetballen bij Mintjens. Tanja Mintjens moet je niet uitdagen. Die heeft die eigendom op een heel herkenbare manier in handen gekregen. Antwerp had geldnood. Bij KV Mechelen zit er iemand die investeert in bedrijven en clubs in nood en achteraf zet hij dat om in aandelen. En dan vraag jij of Propere Handen nog bestaat? Het gebeurt op andere manieren. Het is zogezegd legaal maar het komt op hetzelfde neer.’

‘Antwerp heeft een heel ernstig probleem. Neem de firma van de voorzitter. Hoeveel vennootschappen hebben zij op een bepaald adres? Antwerp moet – volgens wat ik heb gelezen – 3,5 miljoen euro uur huur betalen per jaar. Wanneer de tribune af is wordt dat misschien het dubbele per jaar. 25 jaar geleden was dat het jaarbudget van een club. Vroeger had je een club, een stamnummer en het stadion en de spelers zaten allemaal in dat geheel. Vandaag, door de intrede van groter kapitaal, wordt dat allemaal opgesplitst in verschillende vennootschappen en wordt het dus onoverzichtelijk. Antwerp gaat mogelijk een moeilijke periode tegenmoet als er geen bijkomende investeerder of geen verkoop komt. Niet alleen Antwerp heeft met deze problematiek te maken, kijk wat er gaande is bij KV Kortrijk, Standard ,…Voetbal is en blijft een sector die voortdurend in beweging blijft, het voetbal blijft, maar het pure vertrouwelijk karakter met de supporters de achterban wordt steeds minder.’

Edwin MARIËN

Views: 546

This website uses cookies. By continuing to use this site, you accept our use of cookies.  Learn more