Onze beste Belgische kunstschaatsers moeten trainen in een fabriekshal
LEUVEN – ‘Amazing’, ‘She’s from Belgium, Can you believe that?’: het zijn maar twee van de vele superlatieven die de Eurosportcommentatoren naar het hoofd slingerden van Loena Hendrickx (18) uit Arendonk. Op het nummer Frozen van Madonna behaalde ze 55,16 punten, zowat 2,5 punt onder haar persoonlijke record dat ze vorig jaar op het WK in Helsinki neerzette. Het leverde haar een twintigste plaats op, voldoende om naar de vrije kür van vrijdag (met de top 24) door te stoten. Toch was ze behoorlijk teleurgesteld. Zonder de ene grote fout bij een driesprong had ze nu niet als twintigste maar als veertiende aan die kür mogen begonnen
Bondsvoorzitter Jürgen Schroyen: ‘Het is jammer dat ze net dezelfde fout maakte als tijdens het Europees kampioenschap. Uiteraard was deze prestatie voldoende om zich te plaatsen voor de vrije kür maar ik kan me voorstellen dat ze ontgoocheld is. Nu, anderzijds zal ze moeten beseffen dat ze nog wat tijd nodig heeft. Als je ziet wat die twee Russinnen (Alina Zagitova en Evgenia Medvedeva) neerzetten: dat is gewoon buitenaards. Nu, ik ben er wel van overtuigd dat ze nog wat plaatsen gaat goed maken. Een vijftiende plek moet zeker mogelijk zijn. Op het EK werd ze vijfde maar vergeet niet dat ze nu tegen een hoop goede Aziaten, Canadezen en Amerikanen moet strijden. Maar goed, wanneer ik de Belgische prestaties bekijk, dan zie ik dat alleen de kunstschaatsers hun vooropgestelde doel halen, al moet ik nog even voorbehoud maken voor wat Bart Swings betreft.’
‘Kunstrijden op de schaats is een eenzame sport. Je moet over voldoende faciliteiten beschikken om aan de top te geraken. Wanneer ik tegen een buitenlander vertel dat onze twee beste kunstschaatsers – bij gebrek aan een ijsbaan in Turnhout – moeten trainen in een fabriekshal, dan komen die niet meer bij van het lachen. Sport Vlaanderen vraagt dat je zoveel mogelijk leden aanwerft. Begin er maar eens aan als sportclub. Er is geen enkele vereniging die een eigen installatie heeft. In Turnhout werken gelukkig alle clubs samen zodat er toch nog iets mogelijk is. Wanneer je gebruik mag maken van een ijshal, dan hebben de commerciële publieke beurten natuurlijk voorrang op de plaatselijke ijssportclubs. Het is een wonder dat er nog Belgen zijn die onder deze omstandigheden beter kunnen presteren dan hun Franse of Duitse concurrenten, waar de clubs vaak over zowat alle ijsuren kunnen beschikken op een baan van een plaatselijke of andere overheid. En dan is er nog iets. Hoe kan je reclame maken voor je sport? Door wedstrijden te organiseren. In ons land is er geen enkele baan met een tribune. Tijdens de zomermaanden komt iedereen pas echt in de problemen. Weinig ijsbanen zijn dan geneigd om hun deuren te openen.’
‘De Vlaamse Kunstschaatsen Bond telt naast 1 400 recreatievelingen ook een 270-tal competitieve schaatsers. Met slechts twee ijsbanen in de zomer zijn heel wat schaatsers gedwongen uit te wijken naar ijsbanen in het buitenland. Jorik en Loena lossen dit op door in de zomer naar Oberstdorf te trekken en in de winter naar Eindhoven. Er moeten ijsbanen bijkomen. Zij noemen ons een kleine sport maar hoe kunnen wij in de gegeven omstandigheden groeien? Bovendien gebeurt al het werk – zowel bij de clubs als in de federatie – door vrijwilligers. Onder deze omstandigheden is het nog een wonder dat wij erin zijn geslaagd om twee deelnemers op de Olympische Spelen te krijgen.’ (EM)